Kerstmis, Nieuwjaar en de bourgondische Belg
Ik vermoed dat de elite pas in de loop van de jaren '20 is gezwicht voor het kerstfeest, toen we echt een formidabele economische groei hebben gekend, uniek in de geschiedenis: tussen 1925 en 1930 lag de economische groei tussen de 5 à 6 procent per jaar. De silver fifties en de golden sixties hebben voor de totale sociaal-economische omwenteling gezorgd, en dan dringt het beeld van het ideale feest door bij brede lagen van de bevolking via radio, televisie en advertenties. Er ontstaan codes, regels, gewoonten. Zoals: 'Zet een kerstboom'. Natuurlijk bestond de boom al als cultureel artefact, maar voor de Tweede Wereldoorlog stond er in geen enkele huiskamer een kerstboom. (...)
In de krant Vooruit werd in de 19de eeuw gewag gemaakt van Kerstmis. Dat feest was dus bekend in arbeiderskringen, maar Nieuwjaar werd amper vermeld. Het was altijd een overgangsritueel, natuurlijk: men stelde vast dat de kalender ten einde liep, en wie het kon betalen klonk op het nieuwe jaar. Maar dat werd niet culinair vertaald: tot 1946 moesten mensen op 1 januari gewoon gaan werken. Het einde van het jaar vieren met een groot feestmaal is helemaal een prille traditie, die nu pas zienderogen aan belang wint. (...)
De bourgondische Belg: daar ga ik van over mijn nek. Het is een associatie uit de tijd dat we een deel van het Bourgondische rijk waren: economisch een zeer goede tijd, maar het slaat echt nergens op. Wij gebruiken dat te pas en te onpas om onze natuur te bezingen, om ons af te zetten tegen de calvinistische Nederlanders, maar ik was onlangs in Dijon, de hoofdstad van Bourgogne, en daar viel men uit de lucht: "Allee? Tiens. Dat doet ons plezier".
VUB-historicus prof. Peter Scholliers, geïnterviewd door Tom Pardoen in Humo, 23 december 2014.
Reacties
traveller
vrijdag, 2 januari, 2015 - 23:35Prof. historicus???
Nog eens, mijn familie had kerststallen en versieringen voor de kerstboom op zolder liggen sinds ver voor de oorlog '40-'45.
In de postkaartenverzameling van mijn vrouw ligt een menu van 1903 tijdens een trouwfeest: 30 gangen. Die familie was een normale kleine middenstandsfamilie.
De kermissen van Vlaanderen waren echte vreetfestijnen, om nog maar van de drank te zwijgen.
En dat ze in Dijon niets wisten is normaal, ze weten nog niet eens wat er in Dijon zelf gebeurde.
Hoe komt men er toe dit soort nonsens te schrijven?
Denkt meneer de Prof. dat we geen referenties hebben naar die tijd?